Terugkomdag Pantserstorm
Terugkomdag Pantserstorm

Video: Leah Geluk
Foto's: Privé foto's
Documentatie: Historische Collectie
Podcasts: Gemaakt m.b.v. AI, dus een foutje, bijv. in uitspraak, kan voorkomen.
We laten in de kaders documenten en/of teksten zien uit de Handleiding en Syllabus Pantserstorm.
Onderdelen van deze documenten hebben we ook omgezet naar een podcast. Dus veel lees- en luisterplezier!
DOELSTELLINGEN VAN DE OEFENING PANTSERSTORM
1. Inleiding
Het KCT is door vroegere en huidige taken gespecialiseerd in het optreden in vijandelijk gebied. Het KCT heeft de opdracht deelnemers aan de oefening Pantserstorm de nodige kennis en vaardigheid bij te brengen, alsmede het leveren van een bijdrage aan hun opleiding en vorming.
De oefening Pantserstorm is de praktische realisatie van deze opdracht.
2. Doelstellingen
a. Het, door o.a. grensverleggende activiteiten, aankweken van een groter vertrouwen in de persoonlijke gevechtsvaardigheid en die van de eenheid, waarbij de nadruk wordt gelegd op:
- agressiviteit
- doorzettingsvermogen
- incasseringsvermogen
- improvisatievermogen
Waarbij tevens een zware wissel zal worden getrokken op het vermogen tot onderlinge samenwerking en kameraadschap.
b. Het opvoeren van de gevechtsvaardigheid en bereidheid met betrekking tot het, reeds aangeleerde, optreden te voet van pantserinfanterie-eenheden op het gevechtsveld.
c. Het opvoeren van de fysieke vaardigheid, zowel individueel als in eenheidverband, teneinde de overlevingskans op het gevechtsveld te vergroten.
d. Het bijdragen tot de verdere leiderschapsvorming van de commandant, door hem onder wisselende en verzwaarde omstandigheden te confronteren met, en te begeleiden in, situaties waarin hij met zijn eenheid verschillende opdrachten zal moeten uitvoeren in het kader van een agressief optreden op het gevechtsveld.
3. Eisen te stellen aan de opleiding
Voor de verwerkelijking van het bovenstaande, dienen voor, of gelijktijdig met de behandeling van de in de doelstellingen aangegeven onderwerpen en richtlijnen, bij de man de onderstaande eigenschappen te worden aangekweekt:
- (a) agressiviteit
- (b) groot fysiek en mentaal uithoudingsvermogen
- (c) initiatief en besluitvaardigheid
- (d) improvisatievermogen
- (e) aanpassingsvermogen
- (f) doorzettingsvermogen
- (g) het vermogen om leiding te geven
- (h) hoog individueel en groeps-/pelotonsmoreel
- (i) gevechtsbereidheid
Het beroep dat hierbij wordt gedaan op de man, naast het bijbrengen van kennis en vaardigheden op het gebied van infiltreren, exfiltreren, overval en hinderlaag is praktisch verweven in het totale oefenpakket van de oefening Pantserstorm.
4. Praktische realisatie van de opleiding
a. Zoals omschreven zijn bovenstaande, meer affectieve leerdoelen, ingebouwd in het totale leerstofpakket van kennis en vaardigheden om de man te bekwamen in de techniek van het infiltreren en exfiltreren.
Praktische en theoretische lessen op dit gebied zijn:
- welke factoren beïnvloeden het leven te velde?
- wat zijn gevechtsreacties?
- het maken van onderkomens
- vuren en kookstellingen
- commandovoeringsprocedures
- infiltreren
- schuilbivak
- overval
- hinderlaag
- exfiltreren
- patrouilles
- waterhindernissen
b. Het beroep op fysiek en mentaal uithoudingsvermogen, initiatief, lef, durf, moreel, zelfvertrouwen etc. wordt mede gerealiseerd in lessen als:
- snelmars
- hindernisbaan
- klimtoren
- touwenbaan
- geforceerde verplaatsing
c. Voortdurend worden in het gehele programma de opgedane kennis, verworven vaardigheden en attitude getoetst in kleine en grote oefeningen. Het totale oefenprogramma is afgestemd op de doorsnee "PANTSERINFANTERIST".
5. Opleiding bij het KCT
Door de specifieke taakstelling van het KCT in verleden en heden, beschikt het KCT als geen ander onderdeel in de KL over de bijzondere "know-how" op het gebied van die vaardigheden welke de kans op overleven van afgesneden eenheden kan vergroten.
Daarnaast beschikt het KCT over een ervaren team van instructeurs om de kennis en de vaardigheden op dit terrein aan anderen over te dragen. Bovendien beschikt het KCT over de capaciteit, faciliteiten en infrastructuur om deze opleiding optimaal te kunnen realiseren.
Onderstaand nog een aantal algemeenheden betreffende deze opleiding bij het KCT.
a. Medische begeleiding tijdens de oefening
Tijdens de gehele oefening is constant een militaire arts met een of meerdere gewondenverzorgers aanwezig om zorg te dragen voor de medische begeleiding tijdens de oefening.
b. Hygiëne
Bij het verblijf in het kampement en ook te velde dient ook maximale aandacht te worden gevraagd voor het begrip hygiëne in de ruimste zin.
c. Verhouding instructeurs - kader
Organieke commandanten van pelotons, groepen, ploegen etc. blijven tijdens de gehele oefening hun normale bevoegdheden behouden.
Deze commandantentaak wordt persé niet overgenomen door de instructeurs! De instructeurs geven de lessen en reiken de situaties aan in de vorm van opdrachten, waaraan de respectievelijke commandanten optimaal uitvoering moeten geven.
6. Samenvatting
Deze oefening met dat beroep op het "kennen", "kunnen" en "zijn" van eenieder is niet alleen een uitdaging, maar ook een levensverzekering! Een levensverzekering die eenieder, door zich te bekwamen in de techniek van het infiltreren en exfiltreren met daarnaast de vaste wil om te slaan, in staat stelt om persoonlijk met een evt. toekomstige oorlog te kunnen overleven.
Vandaar dat het ook een zaak is van eigenbelang om deze oefening niet te ondergaan, maar te beleven!
DENK AAN DIE LEVENSVERZEKERING!
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
Terugkomdag Oefening Pantserstorm
Je herinnert het je nog. Die eerste ochtend in het tentenkamp.
Het gebulder van de instructeurs. De modder. De kou. De vermoeidheid die door merg en been sneed. Pantserstorm – de naam alleen al roept het op. Wat toen voelde als overleven, is nu een badge of honor. Een onuitwisbare ervaring die je mede vormde tot wie je vandaag bent.
Nu is er de mogelijkheid om terug te keren!
Kijk en luister naar deze speciaal voor jullie gemaakte video.

OPKOMST
1. Inleiding
a. Na aankomst begint de eenheid onmiddellijk met de legering. De commandant van de eenheid meldt zich bij de teamcommandant van de oefening. De compagniessergeantmajoor meldt zich bij de beheerder tentenkamp.
b. De legering van de pelotons geschiedt o.l.v. de compagniessergeantmajoor en het pelotonskader.
T.b.v. de pelotons:
- 1e peloton tent 1 t/m 3
- 2e peloton tent 4 t/m 6
- 3e peloton tent 7 t/m 9
T.b.v. de pelotonscommandanten en opvolgend pelotonscommandanten tent 10.
T.b.v. de compagniescommandant en de compagniessergeantmajoor de commandoposttent (zie plattegrond - B).
O.l.v. compagniessergeantmajoor en beheerder tentenkamp de veldbedden ophalen in Nissenhut 4 (zie plattegrond - H).
Modelinrichten van tenten en veldbedden, waarbij de uitrusting op het veldbed wordt neergelegd.
Maximaal 12 man per tent.
c. Aanvullende werkzaamheden
(1) Weekendtassen + materiaal van de compagniessergeantmajoor opslaan in opbergloods E28 c.q. E29 (sleutel bij de compagniessergeantmajoor van de oefeneenheid)
(2) Rondleiding + uitleg door pelotonscommandanten.
(3) De eenheid om 0900 uur gezeten in het leslokaal Baks.
PLATTEGROND VAN DER MEERKAMP
[Nota: De plattegrond toont de layout van het kamp met genummerde tenten 1-10, verschillende faciliteiten en parkeerplaatsen. De oriëntatie loopt van Roosendaal naar het circuit.]
LEGENDA
PLATTEGROND VAN DER MEERKAMP
A = Wachttent
B = Tent compagniescommandant, compagniessergeantmajoor, administrateur
C = BOS-opslag
D = Bureau arts Pantserstorm
E = Opbergloods goederenzakken, materiaal compagniessergeantmajoor, weekendtassen
G = Toilet-unit
H = Werkplaats beheerder
I = Telefooncel
J = Leslokaal
K = Poli t.b.v. arts Pantserstorm
L = Eettent manschappen
M = Eettent kader
N = Keuken
O = Waslokaal
P = Opslag materiaal t.b.v. beheerder
Q = Etenverdeelplaats
R = Plaats mobiele veldkeuken
- R1 = Plaats 3-vaten-systeem
- R2 = Plaats afvaltonnen
S = Waterput
T = Plaats van de wachtpost
N1 = Bureau beheerder tentenkamp Verblijf instructeurs KCT
N2 = Bureau Commandant-Pantserstorm team I (linkerzijde) Bureau Commandant-Pantserstorm team II (rechterzijde) Kastenkamer instructeurs KCT Legering handlangers KCT
Parkeerplaatsen:
P1 = Parkeerplaats keukenvoertuig
P2 = Parkeerplaats vaus ½ ton
P3 = Parkeerplaats ziekenauto
P4 = Parkeerplaats vaus 4 ton
P5 = Parkeerplaats - bezoekers - instructeurs
P6 = Parkeerplaats Algemene Dienst-voertuig
Overige faciliteiten:
⊗ = Urinoirs
1 t/m 10 = Legeringstenten
Staf = Tent voor personeel van de compagniesstaf enz.
INWENDIGE DIENST
1. Inleiding
In het kader van de oefening Pantserstorm en Gevechtscursussen worden jaarlijks duizenden militairen van de Koninklijke Landmacht in het tentenkamp gehuisvest. Het legeren van deze eenheden trekt een duidelijke wissel op de persoonlijke verantwoordelijkheid van een ieder voor de reinheid van het kampement.
Een sterke concentratie van personeel op een relatief kleine leefruimte betekent handhaving van strenge leefregels teneinde een goede kamphygiëne te waarborgen.
2. Indeling en opbouw van het tentenkamp (zie plattegrond)
a. Legering (1 t/m 10)
- De respectievelijke pelotons van de compagnie zijn gelegerd in zogenaamde groepstenten.
- De tenten zijn genummerd. Voorafgaand aan de oefening Pantserstorm is dit tijdens de "Info-dag" met het kader besproken.
- Elke groepscommandant is verantwoordelijk voor de reinheid in en rond de tent.
- Bij elk appèl moeten de vuilnisemmers leeg zijn, en de appèlplaats moet aangeveegd zijn.
b. De eettent (L en M)
De eettent wordt door de compagnie gebruikt voor het nuttigen van de maaltijden. Bij het ontbijt worden hier de lunchpakketten gemaakt.
c. Wachttent (A)
De wachttent bevindt zich rechts van de hoofdingang.
3. Nissenhutten (N1 en N2)
De nissenhutten zijn te verdelen in:
a. Nissenhut nr één en twee
Hier leven, wonen en werken de teamcommandant Pantserstorm, de staf en de instructeurs. Indien één van bovengenoemde functionarissen, om functionele redenen, nodig is, dan mag men niet zomaar naar binnen lopen, maar men moet bellen en wachten.
b. Leslokaal (nissenhut N3-J)
Klein leslokaal.
c. Werkplaats (nissenhut N4-H)
Dit is de werkplaats t.b.v. de beheerder tentenkamp.
d. Loods E28/E29
Dit is de opslagruimte t.b.v. de compagniessergeantmajoor van de oefeneenheid voor goederenzakken, weekendtassen en materiaal dat niet dagelijks gebruikt wordt.
4. Toilet-unit (G)
De toilet-unit wordt ontsmet door de chauffeur van de arts.
5. Waslokaal (O)
- Alleen bedoeld voor het lichaam en niet om messtins of andere artikelen schoon te maken.
- Messtins dienen schoongemaakt te worden in het 3-vatensysteem.
6. Spoelington (R2)
Deze is alleen bestemd voor etensresten. Er mag dus geen afval in gedeponeerd worden.
7. Verdeelplaats (Q)
Naast de eettent is de verdeelplaats van voeding. Door zorg van de compagniessergeantmajoor en koks wordt aldaar de voeding verstrekt.
8. Keuken (N)
De keuken c.q. keukentent is alleen toegankelijk voor kokspersoneel en die functionarissen die belast zijn met toezicht op de uitvoering van diensten.
9. Brandblusmiddelen
- Alleen te gebruiken bij brand. Deze middelen zijn geen speelgoed.
- Controle berust bij de staf tentenkamp en niet bij de compagnie.
10. Poli (K)
- De arts Pantserstorm wordt per oefening gedetacheerd bij het KCT.
- Bij de uitvoering van zijn diensten wordt de arts bijgestaan door de pelotonsgewondenverzorgers. Gedurende de nachtelijke uren is de arts voor noodgevallen bereikbaar in de blauwe hut (D).
- Bij mutaties dient men er voor zorg te dragen dat het persoonlijk wapen naar de compagniessergeantmajoor wordt gebracht. Het wapen wordt dan opgeborgen in de wapenkamer.
11. Veiligheid
a. Wacht v.d. Meerkamp
(1) Wacht tijdens de werkdagen:
- (a) 1 onderofficier c.q. korporaal wachtcommandant,
- (b) 4 soldaten wachthebbenden,
- (c) 1900 uur t/m reveille,
- (d) consignes: zie consignes en bepalingen t.a.v. de wacht KCT.
(2) De compagniessergeantmajoor:
- (a) wijst het wachtpersoneel tijdig aan,
- (b) neemt te 1600 uur de wachtbescheiden bij de beheerder tentenkamp in ontvangst,
- (c) instrueert het wachtpersoneel,
- (d) controleert de wacht,
- (e) levert om 0800 uur de wachtbescheiden in bij de beheerder tentenkamp.
(3) Plaats wacht: Tijdens de werkdagen in de wachttent (plattegrond A).
b. Wacht buitenbivak
Sterkte:
- 1 onderofficier c.q. korporaal wachtcommandant,
- 4 soldaten wachthebbenden,
- 1900 uur t/m reveille,
- Consignes: zie consignes en bepalingen t.a.v. de wacht KCT.
c. Veiligheidsincidenten
- Tijdens de diensturen alle veiligheidsincidenten onmiddellijk melden bij de beheerder tentenkamp.
- Na de diensturen alle veiligheidsincidenten onmiddellijk melden aan de OKP van het KCT (tsl 680).
d. Brand
- Iedereen moet op de hoogte zijn van de plaatsen waar de brandblusmiddelen staan.
- Bij brand:
- (a) waarschuwen met de kreet: "Brand, brand, brand",
- (b) aanvangen met blussen,
- (c) tijdens de diensturen onmiddellijk de beheerder tentenkamp waarschuwen,
- (d) na de diensturen onmiddellijk melden aan de OKP van het KCT.
e. Wapens
- Nooit onbeheerd achterlaten.
- Zie verder: consignes en bepalingen t.a.v. de wacht KCT.
f. Ringen
Het is verboden om tijdens de diensturen ringen te dragen.
PLATTEGROND "v.d. MEERKAMP"
Legenda faciliteiten:
- 1-10: Groepstenten (legering)
- A: Wachttent
- B: (Niet gespecificeerd)
- C: (Niet gespecificeerd)
- D: Blauwe hut (arts nachtdienst)
- E28/E29: Loods (opslag compagniessergeantmajoor)
- G: Toilet-unit
- H: Werkplaats (beheerder tentenkamp)
- J: Leslokaal
- K: Poli (arts)
- L en M: Eettent
- N: Keuken
- N1, N2: Nissenhutten (staf en instructeurs)
- N3-J: Leslokaal (nissenhut)
- N4-H: Werkplaats (nissenhut)
- O: Waslokaal
- P, P1-P6: (Parkeerplaatsen)
- Q: Verdeelplaats voeding
- R, R1, R2: Spoelington
- S.T.A.F: Stafgebouw
Toegangswegen:
- Hoofdingang richting Roosendaal
- Uitgang richting Circuit
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
Van Overleven naar Eren
De Stichting Fondswerving en -beheer Commandogemeenschap (SFC) organiseert iets unieks: een exclusieve Terugkomdag Oefening Pantserstorm op de Engelbrecht van Nassaukazerne. Geen nostalgisch uitje, maar een eerbetoon aan jouw doorzettingsvermogen én een investering in de toekomst van de commandogemeenschap.
Deze dag is alleen toegankelijk voor begunstigers van de SFC – en daar hoor jij bij.
Wat betekent het om Commandovriend te worden?
Als begunstiger ben je commandovriend en help je mee om ons doel te realiseren: het genereren van voldoende stamkapitaal waarvan het rendement ten goede komt aan de Commandostichting (COS). In 2030 willen we over voldoende stamkapitaal beschikken om met het rendement daarvan de continuïteit van de activiteiten van de COS te waarborgen.
Als begunstiger van de SFC doneer je jaarlijks €100 en ontvang je:
✓ Een uniek genummerde Commandospeld – het symbool van jouw verbinding met het Korps
✓ Driemaandelijks het magazine De Groene Baret – rijk geïllustreerd en vol verhalen. Verhalen die je raken en betrokken houden bij ons Korps
✓ Jaarlijkse uitnodiging voor de SFC-dag – altijd op een bijzondere Korps Commandotroepen-gerelateerde locatie
✓ En dit jaar bij aanmelding als ‘Pantserstormer’: toegang tot de exclusieve, geheel verzorgde, Terugkomdag Pantserstorm (als jouw eerste SFC-dag, bij voldoende aanmeldingen*)
✓ Aan de SFC-dagen en de Terugkomdag Pantserstorm zijn geen aanvullende deelnamekosten verbonden.
Dichter bij het Korps kom je niet!
We presenteren hier de versie dec 2023 van De Groene Baret. Door commandovriend te worden kunt u dit prachtige en unieke magazine vier keer per jaar thuis bezorgd krijgen om daar bijv. op de bank of aan de eettafel van te genieten. Blader door deze versie of kies 'n blader-optie in het menu onderaan.
Het rijk geillustreerde magazine 'De Groene Baret' ontvang je als begunstiger vier keer per jaar via de post (met extra blanco omslag). Zo blijf je bij en verbonden met het KCT.
Een team van de toenmalige instructiecompagnie van het KCT.
HOOFDSTUK 20
HINDERNISBAAN "HOLLANDIA"
1. Inleiding
Allereerst dient te worden gesteld, dat de naamgeving van de zgn. hindernisbaan "Hollandia" evenals de hindernisbaan "Arnhem" een duidelijk historisch karakter draagt.
De hindernisbaan is genoemd naar de voormalige hoofdstad van Nieuw-Guinea, Hollandia (thans DJAJPOERA op IRIAN BARAT). Hier werd in okt '46 de SOP (School Opleiding Parachutisten) opgericht, de grondleggers van het RST (Regiment Speciale Troepen), de zo bekende parachutisten en commando's in Indonesië.
De hindernisbaan "Hollandia" is oorspronkelijk een demontabele hindernisbaan geweest en in 1948 gebruikt voor demonstraties door de commando-instructeurs van de Stormschool Bloemendaal tijdens een grote reizende legertentoonstelling, het zgn. circus Kruls.
Bij de oprichting van het Korps Commandotroepen in 1950 kreeg deze baan de huidige vaste plaats in Roosendaal. Naar ontwerpen van eigen instructeurs werd de baan in de loop der jaren verder uitgebreid en geperfectioneerd.
2. Doel van de hindernisbaan
De hindernisbaan Hollandia is een zgn. technische hindernisbaan en bestaat uit vijftien hindernissen. Het doel van deze baan is het aanleren van een aantal technische vaardigheden voor het nemen van hindernissen op het gevechtsveld en het aankweken van een grotere fysieke vaardigheid (persoonlijke fysieke conditie en uithoudingsvermogen).
Daarnaast worden een aantal affectieve doelen nagestreefd zoals: durf, overwinnen angstgevoelens, het krijgen van meer zelfvertrouwen, het verleggen van de grenzen van eigen "kennen en kunnen" waarbij ook het werken in teamverband en een beroep op teamgeest en kameraadschapszin centraal staan.
Vandaar dat bij het oefengebied hindernisbaan onderscheid wordt gemaakt tussen lessen die primair gericht zijn op een juiste technische uitvoering bij het nemen van de hindernissen en die lessen waarbij het groepswerk centraal staat.
De technische lessen worden onder verantwoording van hoofd LO/Sport groep KCT verzorgd.
3. Algemene veiligheidsbepalingen
Bij gebruik van de hindernisbaan Hollandia dienen een aantal veiligheidsmaatregelen in acht te worden genomen.
a. Controleer voor aanvang van een les, de zgn. landingsplaatsen achter de hindernissen. Is daar voldoende zand aanwezig?
b. Controleer bij het optreden van nachtvorst alle hindernissen op ijsafzetting.
c. Bij een bevroren ondergrond, dient men het "afspringen" van de hindernissen zoveel mogelijk te laten vermijden. Het zand op de landingsplaatsen dient zo mogelijk losgewoeld te worden.
d. Het dragen van ringen, herkenningsplaatjes, halskettingen, oorknoppen en oorhangers is verboden.
e. In voorkomend geval is het dragen van een haarnetje verplicht.
4. Techniek van het nemen van de hindernissen
Onderstaand eerst enkele algemene wenken voor de instructeur. Vervolgens de technische uitvoering bij het nemen van elke hindernis.
a. Wenken voor de instructeur
-
Bij de eerste les(sen) hindernisbaan demonstreert de instructeur bij elke hindernis de juiste wijze van handelen en wijst bij elke hindernis op die punten, die bij de uitvoering problemen kunnen geven.
-
Ook bij de volgende lessen hindernisbaan zal de instructeur steeds letten op de juiste technische uitvoering bij het nemen van de hindernissen. Dit mede uit veiligheidsoverwegingen.
-
Bij alle hindernissen zal de instructeur het principe om "zo laag en zo gedekt mogelijk te blijven" steeds aanleren en consequent laten toepassen. Dit i.v.m. het nemen van hindernissen op een gevechtsveld, maar het is niet alleen om tactische reden maar ook om bewegingstechnische reden.
-
Tussen de hindernissen dient men te looppassen.
b. De hindernissen
(1) Afspringhindernis M.b.v. drie steunpunten omhoog klimmen. Beide voeten op de bovenste sport brengen, een hand en een voet zo ver mogelijk op het platform plaatsen en het andere been er tussendoor steken.
Bij landing voeten op schouderbreedte en wijzend in looprichting, knieën licht gebogen, doch niet doorveren.
(2) Drie lage schuttingen Opspringen tot steun, een hand op de hindernis, de andere hand zo laag mogelijk plaatsen, benen bij elkaar houden en afflanken.
Bij landing voeten op schouderbreedte en wijzend in looprichting.
(3) Rioolbuizen Op handen en voeten door de buizen. Geen knieën gebruiken.
(4) Zeven rekken Twee methoden:
- Opspringen tot steun, een voet zo ver mogelijk van je af plaatsen en het andere been er tussendoor steken. Bovenlichaam naar voren (balans).
- Liggen op het rek, een voet haakt achter het rek, een hand op de hindernis plaatsen en de andere hand (evt. wapen) zo laag mogelijk plaatsen. Nu het andere been (het slingerbeen) tegelijkertijd met het bekken omhooggooien (explosief) en er tussendoor brengen. Bovenlichaam naar voren (balans).
Nooit landen met de rug naar de volgende hindernis (afflanken).
(5) Hoge schutting Frontaal aanlopen, opspringen en optrekken tot in de oksel. Lichaam dwars op de hindernis. Het been dat het dichtst tegen de wand is, omhoog brengen en daar fixeren. Het andere been er overheen gooien. Aan de andere zijde afflanken.
Men mag geen gebruik maken van de ijzeren staanders.
(6) Slingertouw Men staat in de opening en gaat dan zitten of staan op de knoop in het touw. De benen worden ingetrokken en men houdt het touw op borsthoogte vast. Dan slingert men naar het platform. Met een hand pakt men de balk vast en met de andere hand wordt het touw strak teruggegooid. Vervolgens klimt men op de balk en springt men op tot in de oksel. Het been dat zich het dichtst bij de wand bevindt moet omhoog gebracht en gefixeerd worden. Het andere been wordt er overheen gegooid. Aan de andere zijde gaat men in de oksel hangen waarna men af kan stappen.
Men moet eerst goed op de knoop gaan zitten of staan alvorens men gaat slingeren.
Bij het aangooien van het touw moet eerst gecontroleerd worden of de volgende persoon klaar staat.
Op het platform moet men, om ruimte te maken voor anderen, uitspreiden naar links en rechts.
(7) Schuine rek Achterwaarts omhoog klimmen m.b.v. drie steunpunten. Bij de tweede sport (van bovenaf gerekend) in-/uitveren en aan de andere zijde gaat men weer omlaag met het gezicht naar de hindernis toegekeerd.
Deze hindernis kan met twee man tegelijk genomen worden.
(8) Lage hekken Verplaatsen over de hekken waarbij steeds de grond moet worden aangeraakt met de voeten.
De benen worden bij elkaar gehouden en ze worden vanuit de heupen gebogen. De handen steunen steeds achter het lichaam.
De benen en het zitvlak mogen geen contact maken met de rekken.
(9) Twee kleine slingers Het touw wordt op lichaamshoogte met een hand vastgepakt en men slingert naar de overkant, waarbij men de andere hand op de schutting plaatst. De benen worden explosief omhoog gebracht waarbij het lichaam half wordt gedraaid op het moment dat de schutting gepasseerd wordt.
Al tijdens het slingeren moeten de benen omhoog steken.
Voor en na de hindernis mag niet gestopt worden. Men moet blijven doorlopen.
(10) Sloot met balk Men springt over de sloot, waarbij tijdens de zweeffase het lichaam een halve slag gedraaid wordt zodat men zijwaarts landt (i.v.m. afremmen). Bij afzet en landing mag geen contact gemaakt worden met de stenen rand. Bij de balk moet men zo hoog mogelijk opspringen, de beide benen eroverheen gooien en tegelijkertijd sterk afzetten m.b.v. de handen.
(11) Looprek Bij het omhoog gaan buigt men het lichaam voorover. Bij het afdalen wordt de snelheid goed opgevangen door lichtelijk door te veren in de knieën en het lichaam rechtop te houden.
Hakken achter de stangen plaatsen.
De voeten moeten zich steeds op verschillende sporten bevinden zodat men beter het evenwicht kan behouden.
Men moet steeds blijven doorlopen, echter zonder te versnellen.
Wanneer deze hindernis voor sommigen moeilijkheden oplevert, dan mag men elkaar helpen.
Men moet goed kijken waar men de voeten plaatst.
(12) Hoge schutting met steun Men loopt diagonaal aan, zet de voet dwars op de steunbalk (voor groter steunvlak), strekt het been explosief en reikt naar de bovenrand van de schutting. Nu loopt men tegen de schutting omhoog, gaat erop liggen en flankt af, waarbij de hand zo laag mogelijk geplaatst wordt.
(13) Kruipdraden Tijdens het kruipen blijft men zo laag mogelijk.
(14) Chinese muur Het touw wordt vastgepakt op borsthoogte, de armen zijn gebogen. De voeten worden nu voor het lichaam gebracht, de benen zijn uit elkaar en de knieën gebogen. Men loopt omhoog en steunt met de bal van de voet. Bij de rand aangekomen wordt het onderste been gestrekt terwijl de andere voet op de rand geplaatst wordt. Hierbij zijn de armen gestrekt om "het touw in te halen". Boven aangekomen gaat men in de opening zitten, pakt het andere touw met twee handen vast en daalt af d.m.v. de schoolklimslag.
Voor en na de hindernis moet men blijven doorlopen.
Bij het omhoog klimmen moet het lichaam zo dicht mogelijk bij de muur worden gehouden.
Als zich problemen voordoen, kunnen twee man in de opening een derde man omhoog trekken. Deze derde man hoeft dan alleen de benen voor het lichaam te houden en door te lopen. Eventueel kunnen de twee touwen aan elkaar geknoopt worden en gelijktijdig omhoog getrokken worden (denk aan de vingers).
(15) Hokken Hier springt men op en d.m.v. een kaatsbeweging wordt in ieder hok de grond aangeraakt. De handen worden op/bij de kruising van twee muren geplaatst en een been wordt links of rechts van de handen geplaatst, het andere been wordt dan opgetrokken.
Het is niet de bedoeling dat met ellebogen of knieën geklommen wordt.
5. Samenvatting
De hindernisbaan Hollandia is ook weer een middel tot het doel: Verhogen van de fysieke vaardigheid, een beroep doen op het "kennen en kunnen" en "zijn" van de man en het aanleren van het werken in teamverband. Dit alles om het goed functioneren van de man en de groep op het gevechtsveld.
FIGUUR 20-1: HINDERNISBAAN HOLLANDIA
Hindernissen overzicht:
- Afspringhindernis
- Drie lage schuttingen
- Rioolbuizen
- Zeven rekken
- Hoge schutting
- Slingertouw
- Schuine rek
- Lage hekken
- Twee kleine slingers
- Sloot met balk
- Looprek
- Hoge schutting met steun
- Kruipdraden
- Chinese muur
- Hokken
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
De Terugkomdag: (Her)beleven, Herdenken, Verbinden
Het programma onder voorbehoud:*
Ochtend – De Bakermat
Ontvangst op de Engelbrecht van Nassaukazerne
- Welkom door oud-instructeurs (ja, díe instructeurs)
- Presentatie: Het KCT toen en nu – hoe jouw ervaring mede het Korps heeft gevormd
Middag – Loop de route opnieuw
Bezoek het KCT-museum en de mock-up ruimte
- Herinneringswandeling langs de klimtoren en hindernisbaan Hollandia
- Groepsfoto's bij de touwbanen – deze keer met een glimlach
- Verzorgde lunch op de kazerne of het tentenkamp
Namiddag – Terug naar de tent
Bezoek de tentenkampen
- Wandeling langs hindernisbaan Arnhem
- Verhalen delen met kameraden die het begrijpen
*Bij minimaal 40 aanmeldingen gaat deze unieke dag door, maar tegelijkertijd VOL=VOL
HOOFDSTUK 19 - TOUWENBAAN
1. Inleiding
De idee van een touwenbaan is oorspronkelijk afkomstig uit Achnacarry, het Schotse trainingskamp voor de commandotroepen in WOII.
Na WOII werd de "touwenbaan" in Nederland dan ook geïntroduceerd door de Nederlandse commando's, die voor het merendeel als instructeur verbonden waren aan de "Stormschool Bloemendaal".
Al snel verrees rond en over de vijvers op de terreinen van Huize "Wildhoef", het domicilie van de Stormschool, een echte touwenbaan met een "dodenrit" over water vanuit een hoge boom.
Bij de oprichting van het Korps Commandotroepen in 1950 ging ook deze touwenbaan naar Roosendaal. Naar een ontwerp van de toenmalige sergeanten NAGEL en SNOEK, werd de touwenbaan toen opnieuw opgezet - met een opklimmen in moeilijkheidsgraad - vanuit, langs en over een hoge rij populieren, die toen de kazerneweg, voorlangs de munitiebunker van Kortendijk tot Voorstraat, omzoomden.
Duizenden commando's van weleer hebben deze "oude" touwenbaan dan ook genomen. Na verloop van jaren begonnen echter gevaarlijke situaties te ontstaan, toen de machtige populieren behept bleken te zijn met een iepziekte en van lieverlee het tijdelijke met het eeuwige gingen verwisselen.
Een oorspronkelijk plan uit de jaren 1955/1956 voor de bouw van een "touwenbaan op palen" werd toen snel goedgekeurd en nog in 1957 werden de eerste palen hiertoe gezet. In 1958 verrees dan de complete "touwenbaan op palen", zoals deze tot op de dag van vandaag wordt gekend.
2. Doel van de touwenbaan
De touwenbaan heeft wis en waarachtig de nodige militaire aspecten. Het doel van een touwenbaan is dan ook om militairen aan te leren om zich middels gespannen touwen over hindernissen te verplaatsen. Dit zullen veelal waterhindernissen zijn zoals rivieren, kanalen, beken etc. In deze geeft het gebruik van touwen een vooral snelle en droge verplaatsing. Er zijn ook mogelijkheden voor o.a. het oversteken/overbruggen van ravijnen etc.
Bij het oefengebied "touwenbaan" is echter ook weer een van de belangrijkste doelen: Het aankweken van een grotere persoonlijke fysieke vaardigheid (fysieke conditie en uithoudingsvermogen) en het verhogen van de motorische vaardigheden.
Daarnaast is er ook weer het beroep op het overwinnen van angstgevoelens: een stukje durf: doorzettingsvermogen: zelfvertrouwen: moreel etc.
3. Indeling touwenbanen
Het oefengebied touwenbaan bestaat uit verschillende onderdelen, te weten:
a. De touwinstructiebaan
Deze bestaat uit een aantal horizontale en verticale touwen en is gesitueerd ter hoogte van hindernis 6 (Slingertouw) van hindernisbaan Hollandia.
b. De touwenbaan
Deze is gesitueerd langs de afrastering Kortendijkzijde en bestaat in feite uit twee delen.
(1) Het eerste (lage) deel t/m de slinger in het verticale net (oefenobject 7).
(2) Het tweede (hoge) deel t/m de dubbele catcrawl (oefenobject 11).
c. De commandotouwenbaan (oftewel de "hoge" touwenbaan)
Deze is gesitueerd "tegenover" de "lage" touwenbaan langs het voetbalveld.
4. Algemene veiligheidsmaatregelen
Bij gebruik van de touwenbaan dienen een aantal veiligheidsmaatregelen in acht te worden genomen.
a. Controle voor aanvang van elke les of de touwen goed gespannen zijn. Voorts regelmatige controle op deugdelijkheid van de touwen en de bevestiging aan de palen. Daarnaast controle van de palen zelf op verrotting etc.
b. Controle bij het optreden van vorst of de touwen zijn bevroren.
c. Controle op gladheid bij optreden van nachtvorst, sneeuw en ijzel, van evenwichtsbalk, vlonders, toespringtouwtje en horizontale ladder.
d. Het dragen van ringen, herkenningsplaatjes, halskettingen, oorknoppen en oorhangers is verboden.
e. In voorkomend geval is het dragen van een haarnetje verplicht.
5. Technieken bij het nemen van de touwenbanen
De commandotouwenbaan wordt in dit punt buiten beschouwing gelaten.
a. De touwinstructiebaan
(1) Aanleren van de okselmethode
Een oksel wordt op het touw geplaatst, en met één hand pakt men het touw vast terwijl het tegenovergestelde been op het touw geplaatst wordt (knieholte). Nu moet men de andere hand daar tussen op het touw plaatsen en uitduwen, waarbij gelijktijdig het op het touw liggende been uitgestrekt wordt en het lichaam op het touw komt te liggen. Het lichaam moet dan lang gemaakt worden. Het andere been blijft ontspannen naar beneden hangen. De wreef van het op het touw liggende been bevindt zich op het touw, en de knie wijst naar beneden.
Doe alles in fasen, en probeer niet alles tegelijkertijd te doen.
(2) Balanceren
De voeten worden recht naar voren geplaatst. Het lichaam blijft rechtop, maar bij balansverstoring moet het lichaamszwaartepunt naar het steunpunt/steunvlak worden gebracht. Dit gebeurt als men door de knieën zakt.
Snelheid is evenwicht.
(3) Enkelvoudige catcrawl
Men moet de wreef steeds zo hoog mogelijk optrekken en dan weer uitduwen, waarbij gelijktijdig de handen verplaatst worden. Het slingerbeen blijft ontspannen naar beneden. Voortbewegen geschiedt vanuit de benen, niet met de armen optrekken.
De handen zijn in ondergreep.
b. De touwenbaan
(1) Op het touw komen d.m.v. de okselmethode
Voortbewegen d.m.v. de enkelvoudige catcrawl.
(2) Dubbele loopbrug
Men pakt de beide begeleidingsdraden vast en brengt het lichaamsgewicht naar voren. De hakken worden tegen de kabel geplaatst en men schuift de handen en voeten voort. Het lichaam wordt zijdelings verplaatst.
Tijdens het verplaatsen worden de punten van de schoenen naar beneden gedrukt.
Het gezicht is naar het voetbalveld gekeerd.
Men mag niet overstappen.
(3) Dubbele catcrawl
Handen worden op de touwen geplaatst. Nu plaatst men de benen op het touw, zodanig dat het touw over het scheenbeen loopt van binnenkant knie naar buitenkant voet (in kniezit op het touw).
De knieën steken naar buiten, de voeten naar binnen.
De benen worden beurtelings verschoven.
(4) Evenwichtsbalk
Voeten recht vooruit plaatsen, de armen ontspannen naast het lichaam houden. Men moet voor zich uit kijken en het lichaam rechtop houden. Bij balansverstoring wordt het zwaartepunt van het lichaam omlaag gebracht, doordat men door de knieën zakt.
(5) Toespringtouwtje
Men gaat zo ver mogelijk op het platform staan en springt recht vooruit (handen op borsthoogte). De armen zijn gebogen en de heup wordt naar voren bewogen. Men moet flink afzetten en het touw in de vlucht mee nemen. Dan strekt men een arm om de balk aan de overzijde vast te pakken. De armen mag men pas op het laatste moment laten zakken.
Het touw wordt steeds stil gehangen.
(6) Enkele loopbrug
De handpalmen worden tegen de begeleidingsdraad geplaatst, de benen en armen gestrekt en de hakken geplaatst. Het lichaamsgewicht wordt naar voren gebracht en zo schuift men voort.
(7) Slingeren naar het net
Men gaat zo ver mogelijk op het platform staan, trekt het touw strak en pakt het op borsthoogte vast (fixeren). Nu springt men achteruit omhoog (aanvangssnelheid), en houdt tijdens het slingeren de armen gebogen. Één arm steekt men door het net en blijft in de oksel hangen. Daarna kunnen de benen pas geplaatst worden. Het klimmen in het net gebeurt met drie steunpunten, en heeft links of rechts in het net plaats.
De armen moeten tijdens het slingeren gebogen zijn om de pendelbeweging te vergroten.
(8) Horizontale ladder
Kruipen over de ladder m.b.v. drie steunpunten.
(9) Enkele catcrawl
(10) Dubbele loopbrug
(11) Dubbele catcrawl
OPMERKING
Op het lage deel van de touwenbaan mogen zich maximaal drie man per touw bevinden (1 t/m 7).
Op het hoge deel van de touwenbaan mogen zich maximaal twee man per touw bevinden (8 t/m 11).
6. Samenvatting
Bij het oefengebied touwenbaan liggen de accenten naast het fysieke en motorische "kunnen", ook weer duidelijk op de affectieve doelen. In tegenstelling tot andere fysiek/mentaal vormende trainingsaspecten, waarbij mede gewerkt wordt in teamverband, is het hier meer de man "zelf" die centraal staat. Het zijn blijken van persoonlijke vaardigheid, inzet en doorzettingsvermogen.
Overzicht oefeningen touwenbaan:
- Op het touw komen d.m.v. de okselmethode
- Dubbele loopbrug
- Dubbele catcrawl
- Evenwichtsbalk
- Toespringtouwtje
- Enkele loopbrug
- Slingeren naar het net
- Horizontale ladder
- Enkele catcrawl
- Dubbele loopbrug
- Dubbele catcrawl
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
HOOFDSTUK 18 - KLIMTOREN
1. Inleiding
Nederland wordt niet voor niets ook wel aangeduid met "De Lage Landen". Dit feitelijke gegeven staat aan de basis van de huidige klimtoren. Het is letterlijk en ook wel figuurlijk de "berg" van het Korps.
Toen na 1945 voor het eerst commando's in Nederland werden opgeleid, die als bijzonder trainingsaspect vertrouwd gemaakt moesten worden met het werken op grote hoogte, deed het gemis van de heuvels en bergen van het Schotse trainingskamp Achnacarry zich duidelijk gevoelen.
Afdalingen vanaf grote hoogten werden bij het Korps dan ook oorspronkelijk gedaan vanuit hoge bomen, kerktorens en ook wel van de schoorsteen van het keukencomplex op de kazerne. Dit bracht allerlei problemen met zich, waarvan het veiligheidsaspect zeker niet het minste was.
Naar de idee van de sportinstructiegroep van weleer met o.a. de toenmalige sergeanten Florisson, Snoek, Eekhoorn, Scholten en touwenspecialist sgt Nagel, werd in 1950 de huidige klimtoren ontworpen en vervolgens in 1951 gebouwd en in gebruik genomen.
De klimtoren, die oorspronkelijk ter hoogte van het huidige gebouw O stond, werd i.v.m. de bouw van dit hotel in 1973 "verplant" naar de huidige plaats bij de munitiebunker. De klimtoren is van "top to bottom" 21 meter hoog.
2. Doel van de klimtoren
De klimtoren vervangt in feite een "heuse" berg. Vandaar dat op deze toren allerlei klim- en afdalingstechnieken aangeleerd en beoefend kunnen worden, die ook in echt bergachtig gebied gehanteerd worden.
Daarnaast heeft de klimtoren nog het "militaire aspect" om de cursisten i.v.m. het uitvoeren van een mogelijke oorlogsopdracht te oefenen en vertrouwd te maken met het beklimmen van staketsels als bruggen, elektrische centrales en andere bouwwerken.
Van meer en grotere importantie is echter het gegeven dat bij het oefgebied "klimtoren" technische uitvoering weliswaar belangrijk is i.v.m. het veiligheidsaspect, maar ondergeschikt aan het affectieve leerdoel: het overwinnen van angstgevoelens; het krijgen van meer zelfvertrouwen; het verleggen van de grenzen van eigen "kennen" en "kunnen".
3. Het gebruik van de klimtoren
a. Algemeen technische aanwijzingen
- Altijd klimmen m.b.v. drie steunpunten
- Duim + vingers niet aaneengesloten, maar in de vorm van een "kraaienpoot"
- Het hoofd niet in de toren houden (geen overzicht op de steunpunten)
- Bij een horizontale verplaatsing dient men de voeten te schuiven
- Zoveel mogelijk klimmen vanuit de benen
b. De verschillende technieken
(1) De verticale afdaling
Met twee handen het touw vastpakken volgens de schoolklimslag naar beneden, waarbij het lichaam gestrekt is, hand over hand verplaatsend.
(2) De broekafdaling
- Via de trapjes omhoog, toggle diagonaal op de rug
- Met de rug naar de wand gekeerd op het platform staan, het afdaalkoord loopt voor het lichaam langs
- Met een been in de toggle stappen, klosje tegen het dijbeen
- Toggle over het afdaalkoord slaan en omsluiten door met het andere been in de toggle te stappen (afdaalkoord tussen lichaam en toggle)
- Toggle zo hoog mogelijk optrekken door het afdaalkoord onder de toggle omhoog te halen
- Afdaalkoord via linkerschouder diagonaal over de rug naar de rechterhand, terwijl we rechtsom draaien
- Met de linkerhand het afdaalkoord boven ons vastpakken
- Op de rand van het platform staan, benen uit elkaar
- Bovenlichaam achterover tot horizontaal, benen strekken, kijken over de rechterschouder
- Contact houden met de wand
- Snelheid verkrijgt men door het touw in de rechterhand naar de rechteroksel te brengen en het touw door te laten glijden (vieren)
- Afremmen: breng de rechterhand naar de borst
(3) De twistmethode
Deze methode wordt gebruikt om op de trapjes te klimmen bijv. bij een horizontale verplaatsing.
- Beide voeten op een sport
- Beide handen op een sport op ongeveer borsthoogte
- Knieën om de sport brengen, waarbij beide voeten op de sport blijven (draaien op de bal van de voet)
- Lichaam blijft ook nu rechtop
- Omstappen
(4) De toggle-afdaling
- Zitten op het platform (16 m)
- Toggletouw dubbelgevouwen op het diagonale touw leggen, klosje op het touw op ooghoogte
- Handen van binnen naar buiten door de lussen heen, zodanig dat de pols direct achter de lus zit
- Vastpakken van de lus (twee touwen)
- Ellebogen tegen het lichaam drukken om te voorkomen dat deze tegen het platform slaan
- Onderlichaam naar voren schuiven
- Lichaam vrij van platform: armen uitstrekken (uithangen), voeten bij elkaar
- Einde sloot: lichaam inhaken waarbij we de benen tegen elkaar houden en de armen strekken
- Wanneer we tot stilstand zijn gekomen (door invering en schuiven) halen we het toggletouw pas van het diagonale touw
- Het verplaatste zand schuiven we terug
4. Algemene veiligheidsmaatregelen
a. Het waterniveau van de klimtorensloot dient te staan ter hoogte van de afvoerpijp
b. Er dient voldoende water in de put onder de klimtoren te staan
c. Voldoende zand op de landingsplaats bij het togglen en de broekafdaling/looping down
d. Touwen moeten vernieuwd worden volgens schema (in bezit van hoofd LO/sportgroep)
e. Controle toggles op bruikbaarheid
f. Bij nachtvorst 's morgens klimtoren controleren op gladheid (vooral bovenin)
g. Het dragen van ringen, herkenningsplaatjes, halskettingen, oorknoppen en oorhangers is verboden
h. In voorkomend geval is het dragen van een haarnetje verplicht
5. Hoogtevrees/hoogte-angst
Deze begrippen laten zich wat moeilijk omschrijven. Elke instructeur wordt doorgaans wel met dit gegeven geconfronteerd. Onderstaand een poging deze begrippen wat nader toe te lichten.
a. Hoogtevrees
Echte "hoogtevrees" komt bij mensen maar weinig voor, misschien 1 op 100.
Echte hoogtevrees is duidelijk waarneembaar. Het is meer een fobisch reageren, de man raakt in paniek, verstart en weet nauwelijks nog waar hij mee bezig is.
Een man behept met deze hoogtevrees verdient alle aandacht (optimale veiligheid).
b. Hoogte-angst
Dit heeft iedereen wel in zekere mate in zich. Het is het onwennig, niet vertrouwd zijn met een onbekende situatie.
In dit geval is het gewoon een kwestie van deze angstgevoelens opzij zetten en overwinnen.
Hierbij heeft de instructeur vaak een noodzakelijk begeleidende en stimulerende taak.
6. Samenvatting
Het is goed hier even te refereren naar punt 2 van dit hoofdstuk: "Het doel van de klimtoren". Wanneer cursisten voor de eerste maal met dit staketsel geconfronteerd worden, dan dient de informatie uit punt 2 te worden aangedragen. Daarbij verdient het begrip hoogtevrees/hoogte-angst ook alle aandacht.
© Korps Commandotroepen | Powered by: COS & SFC
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|

HOOFDSTUK 22 - SNELMARS
1. Inleiding
Tijdens de Transvaalse- of Boerenoorlog (Zuid-Afrika 1899-1902) verbaasde het Britse Expeditieleger zich keer op keer over de razendsnelle verplaatsingen van Bantoe-krijgers, die in vrij korte tijd relatief grote afstanden TE VOET wisten te overbruggen.
Het meest indrukwekkende was echter, dat deze natuurkinderen bij deze verplaatsingen, vaak grote voorraden meesleepten en verhoudingsgewijze FIT het doel bereikten.
Deze bijzondere verplaatsingsmethode van de Bantoe's werd door het Engelse leger overgenomen en in het begin van deze eeuw - weliswaar aangepast en "gemilitariseerd"- in het Engelse leger geïntroduceerd als: "speed-march".
Vanwege hun specialistische opdrachten en het fysiek/mentaal vormende trainingsaspect, waren het vooral de UK Commandotroepen die in WOII dit opleidingsfacet hoog in hun vaandel schreven.
Na WOII werd de "speed-march" a.h.w. geïnternationaliseerd en maakte alras furore als vast programma-onderdeel van de commando-opleidingen "all over the world".
Bij het KCT stond deze vorm van verplaatsen oorspronkelijk bekend als: "speed-mars". In een latere fase werd deze aanduiding vervangen door de Nederlandse vertaling: "sprintmars". Deze vertaling leidde echter tot mogelijke begripsverwarringen, zodat bij dit soort verplaatsingen werd gekozen voor de definitieve benaming: "snelmars".
2. Doel van de snelmars
Rubricerende uit het bovenstaande kan het doel van de snelmars worden samengevat in:
Een verplaatsing te voet, waarbij door een eenheid in korte tijd een relatief grote afstand wordt afgelegd.
Hierbij dient de eenheid aan het einde van de verplaatsing fysiek nog volledig inzetbaar te zijn en in staat tot het uitvoeren van welke gevechtshandeling dan ook.
Daarnaast is het fysiek/mentaal vormende trainingsaspect van de snelmars met het beroep op het "kunnen" en "zijn" van de man en zijn eenheid, een belangrijk nevendoel bij dit soort van verplaatsingen. Dit alles eist een goede fysieke conditie, een grote dosis doorzettingsvermogen, teamgeest en kameraadschap.
3. Uitvoeren van de snelmars
a. Informatie algemeen
(1) De snelmars is duidelijk een militaire verplaatsing te voet en geen atletisch gebeuren, veldloop, prestatieloop of iets dergelijks.
(2) Elk competitieverband is in deze dan ook uitgesloten, zo niet verboden.
(3) Het grote doel bij een snelmars IS en BLIJFT het "en bloc" vertrekken en "en bloc" aankomen en daarna nog fysiek in staat zijn tot welke actie dan ook!
b. Snelheid en manier van verplaatsen
(1) Een belangrijk gegeven bij deze verplaatsing is het tempo waarin gelopen dient te worden en de manier waarop deze verplaatsing dient te geschieden.
(2) Dit is bij het KCT expliciet voorgeschreven en elke commandant c.q. instructeur is hieraan ZONDER MEER gebonden.
(3) De snelheid van deze verplaatsing is voor de oefening Pantserstorm gesteld op 1 km in 7 min.
(4) De manier van verplaatsen is hierbij uitdrukkelijk bepaald:
- 1 min gewone pas: dit met een marstempo van max 6 km/u.
- 1½ min looppas: de looppas heeft echter een meer "ingehouden" karakter en is pertinent geen "gymnastische" loop.
c. Instructie-aanwijzingen voor het lopen van een snelmars
(1) De commandant (instructeur) van de eenheid geeft voor aanvang van de snelmars de volgende informatie aan de troepen:
- Het doel van de snelmars.
- De afstand.
- De tijd waarin deze afstand afgelegd moet worden.
(2) T.a.v. de formatie en de verplaatsing geeft de commandant (instructeur) de onderstaande aanwijzingen:
- Verplaatsen "en bloc" (in principe met vieren).
- Opgesloten blijven en geen "gaten" laten vallen.
- Bij het looppassen voeten laag bij de grond houden en zoveel mogelijk in cadans verplaatsen en deze cadans aanhouden.
- Lopers die het contact met de eenheid verliezen dienen dit tijdens de "gewone pas" weer te herstellen.
- Bij de gewone pas ademhaling weer reguleren.
- Niet drinken tijdens de snelmars.
- Geen gebrul of geschreeuw uit de troepen tijdens de verplaatsing.
- Alleen commandant (instructeur) geeft aanwijzingen, stimuleert, activeert en geeft commando's.
- Kader "achteraan" in de eenheid.
- Zware wapens en slechte lopers vóór in de eenheid.
- Tijdens het lopen regelmatig zware wapens wisselen/overnemen.
- Groepscommandanten controleren vanuit de achterste gelederen hun groepen o.a. op wisselen van wapens.
(3) T.a.v. start van de snelmars dient de commandant (instructeur) in de gewone pas met het commando: "Voorwaarts-mars" aan te vangen.
d. Instructie-aanwijzingen tijdens het lopen van een snelmars
Tijdens het lopen van de snelmars houdt de commandant (instructeur) de volgende instructies aan:
- De commandant (instructeur) houdt zich exact aan de verplaatsingstijden (gewone pas/looppas) middels een horloge.
- De commandant (instructeur) geeft de wisseling van de pas aan met de commando's: "gewone pas" c.q. "looppas".
- De commandant (instructeur) begeeft zich tijdens de "gewone pas" regelmatig naar achteren en controleert, stimuleert, activeert en enthousiasmeert zijn eenheid.
- De commandant (instructeur) kijkt in bochten van wegen (waar mogelijk) regelmatig om. Dit om de verplaatsing van zijn eenheid "en bloc" te kunnen overzien en aanwijzingen te kunnen geven.
- De commandant (instructeur) dient de verplaatsingstijd zodanig te regelen, dat de laatste honderden meters van de snelmars (tot aan het eindpunt) altijd in de looppas worden afgelegd.
e. Instructie-aanwijzingen nà het lopen van de snelmars
- De commandant (instructeur) geeft mondeling aan de troepen te kennen, dat het eindpunt van de snelmars is gepasseerd.
- De commandant (instructeur) laat echter de formatie behouden en gaat over op een marstempo van 3 à 4 km/u en legt met de eenheid als zodanig nog een afstand van ± 500 m af.
- Dit is het zgn. "uitlopen". Een pertinente veiligheidsbepaling om de troepen de ademhaling weer te laten reguleren. De commandant (instructeur) benut het "uitlopen" tevens om nog tijdens dit lopen, waar nodig, de troepen te laten hergroeperen. Voorts dient "al lopende" tenue en uitrusting in orde te worden gebracht.
- De commandant (instructeur) zal er stringent op toezien dat er ook tijdens dit uitlopen niet gedronken wordt.
- De commandant (instructeur) KAN, wanneer een eenheid reeds tenminste 2 snelmarsen heeft gelopen, opdracht geven tot het uitvoeren van een onmiddellijke gevechtsactie. Deze gevechtshandeling mag echter alleen bestaan uit b.v. een rondombeveilig, kruispuntbeveiliging, rondombeveilig met graven van een liesleuf etc.
- De commandant (instructeur) zal, indien er sprake is van een dergelijke actie, de eenheid voor aanvang van de snelmars hiervan in kennis stellen middels een opdracht, teneinde deze actie veilig te stellen.
OEFENINGEN UIT DE GEVECHTOPLEIDING ENKELE MAN ALS "DEKKEN", TIJGERSLUIPGANG, ROBBENGANG ETC. EN OEFENINGEN DIE KUNNEN WORDEN AANGEMERKT ALS "TERREINWERK" ZIJN HIER NIET TOEGESTAAN.
- De commandant (instructeur) ziet bij deze oefeningen toe op een snel en goed georganiseerd handelen van de eenheid met bijzondere aandacht voor een goede keuze van opstellingen met vrije hantering wapen en plaats opstelling mitrailleurs.
- De commandant (instructeur) zal, wanneer de opdracht is gecompleteerd en gecontroleerd of juiste uitvoering is geschied, de uitvoering van de snelmars en de actie in het kort evalueren (ook ingeval van een snelmars zonder een actie, houdt de commandant (instructeur) een korte evaluatie).
- De commandant (instructeur) zal eerst dan de eenheid laten inrukken of ter plaatse laten rusten en drinken. T.a.v. het drinken zal de commandant (instructeur) benadrukken, dat een zeer geringe hoeveelheid water of alleen mondspoelen -zeer zeker bij extreem hoge temperatuur- uit gezondheidsoverwegingen het meest aan te bevelen is.
4. De veiligheidsbepalingen m.b.t. snelmars
a. Informatie algemeen
(1) Bij de fysieke inspanning, die bij een snelmars geleverd moet worden is het gevaar van warmtestuwing door een relatieve vochtigheidsgraad en temperatuur niet ondenkbeeldig. Daarnaast moet ook het zgn. "hyperventileren" bij een snelmars niet geheel uitgesloten worden geacht.
(2) Voor het begrip "Warmtestuwing in relatie met vochtigheidsgraad en temperatuur" en het begrip "Hyperventilatie" wordt verwezen naar hoofdstuk 16 van deze handleiding, waarin deze begrippen uitgebreid behandeld en verklaard worden en waarbij tevens wordt aangegeven hoe te handelen bij het optreden van deze verschijnselen.
b. Verbodsbepalingen
Wanneer hoge temperaturen samengaan met een hoge vochtigheidsgraad van de lucht, dient de mogelijkheid tot warmtestuwing te worden voorkomen.
- tijdens lichamelijke inspanningen regelmatig pauzeren.
- draag geen te nauwsluitende kleding en/of uitrusting.
- draag tijdens lichamelijke inspanning geen koudewerende kleding.
Wanneer de navolgende temperaturen en vochtigheidsgraden gemeten worden, mogen geen snelmarsen gelopen worden:
Temperatuur | Vochtigheidsgraad |
---|---|
20°C | 75% en hoger |
21°C | 72% en hoger |
22°C | 69% en hoger |
23°C | 66% en hoger |
24°C | 63% en hoger |
25°C | 60% en hoger |
26°C | 57% en hoger |
27°C | 54% en hoger |
28°C | 51% en hoger |
29°C | 48% en hoger |
30°C | 45% en hoger |
31°C | 42% en hoger |
32°C | 39% en hoger |
33°C | 36% en hoger |
34°C | 33% en hoger |
35°C | 30% en hoger |
Bij temperaturen van 20°C en hoger wordt door zorg van sectie OZ en beheerder v/d Meerkamp de vochtigheidsgraadmeter buiten opgehangen respectievelijk links van de hoofdingang van de sectie OZ en rechts van de ingang van nissenhut 1 in het v.d. Meerkamp.
Indien de relatie vochtigheidsgraad/temperatuur van dien aard is dat geen snelmars mag worden gelopen, moet het tempo van veldloop, marsen e.d. aan deze omstandigheden worden aangepast.
c. Gebodsbepalingen
Voorts is bepaald dat bij alle te lopen snelmarsen een arts of gewondenverzorger met ziekenauto de snelmars op enige afstand volgt.
d. Instructie-aanwijzingen t.a.v. deze veiligheidsbepalingen t.b.v. commandant (instructeur)
Alvorens een snelmars aan te vangen, dient elke commandant (instructeur) de onderstaande maatregelen te nemen:
(1) Commandant (instructeur) stelt zich op de hoogte van de temperatuur en vochtigheidsgraad. Meters hiertoe hangen in het v/d Meerkamp en bij de afdeling Opleidingszaken in de kazerne.
(2) Commandant (instructeur) overtuigt zich of er een arts c.q. gewondenverzorger met ziekenauto aanwezig is en geeft dit personeel zonodig instructies v.w.b. de route.
N.B. De ziekenauto mag nooit of te nimmer over een fietspad etc. rijden.
(3) Commandant (instructeur) wijst de troepen op te nauwsluitende of knellende kleding en uitrusting.
(4) Commandant (instructeur) dient in het bezit te zijn van een plastic zakje (zie hoofdstuk 16) en op de hoogte te zijn van de maatregelen van eerste hulp (zie wederom hoofdstuk 16) om in noodgevallen de arts of gewondenverzorger te kunnen assisteren.
5. Samenvatting
Het is het doel van deze informatie en instructies "en detail" over het fenomeen van de snelmars om de uniformiteit in uitvoering verder te bevorderen en een optimale veiligheid te garanderen bij dit belangrijk fysiek/mentaal vormend trainingsaspect.
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
Kameraadschap
Onmenselijk zwaar" werd "Onvergetelijk waardevol"
In de Facebookgroep 'Oefening Pantserstorm' delen duizenden oud-deelnemers hun herinneringen. Wat opvalt? De toon is veranderd. "nooit meer" werd "nooit vergeten". En "overleven" werd "overwonnen".
Die twee of drie weken Pantserstorm hebben je meer gegeven dan alleen spierpijn:
Kameraadschap dat alle sociale verschillen overstijgt
- Doorzettingsvermogen dat je nog steeds gebruikt
- Zelfinzicht dat je grenzen verlegt
- Trots op wat je hebt volbracht
Dit is jouw moment
Deze terugkomdag is eenmalig en bied je de kans om:
HOOFDSTUK 21
HINDERNISBAAN "ARNHEM"
1. Inleiding
Allereerst dient te worden gesteld, dat de naamgeving van de zgn. tactische hindernisbaan "ARNHEM" een duidelijk historisch karakter draagt. In WOII zijn nl. NL commando's (N° 2 Dutch Troop) ingezet bij verschillende grote gevechtsacties.
Zo nam op 17 sep 44 N° 2 Dutch Troop deel aan de operatie "Market Garden", de luchtlandingen bij Eindhoven, Nijmegen en Arnhem. Wie kent in deze niet de film "Een brug te ver", die het bloedige strijdtoneel laat zien van de gevechten in en rond de stad Arnhem?
Het zijn de daden van de NL commando's van het "eerste uur", die hebben zorggedragen voor de naamgeving van deze baan, opdat voor vele generaties hun bijdrage aan de bevrijding van Nederland in onze herinnering zal blijven voortleven.
2. Hindernisbaan Arnhem
Het tactisch nemen van de Hindernisbaan Arnhem is tijdens de oefening Pantserstorm gespreid over een 3-tal lesuren. Deze spreiding heeft tot doel om voor de gemiddelde pantserfanteriegroep een optimale opbouw in het technisch en tactisch "juist" nemen van de baan te realiseren.
Hierbij wordt een beroep gedaan op elke man in de groep v.w.b. zijn persoonlijke fysieke conditie, initiatief, inzicht, "zicht" op het terrein, voorstellingsvermogen en vooral discipline!
Het juist nemen van deze baan eist vaardigheid in het hanteren van het wapen in het terrein, uitbuiten van de mogelijkheden die het terrein biedt, aanpassen aan het terrein, inzicht in gevechtsomstandigheden en het correct opvolgen en uitvoeren van bevelen. Een goede leiding van de groepscommandant is voor de uitvoering van doorslaggevend belang.
Daarnaast wordt er een beroep gedaan op de gehele groep v.w.b. de onderlinge samenwerking (teamwork) en kameraadschap (teamgeest). Het nemen van de Hindernisbaan Arnhem is een middel tot het doel: Het goed functioneren van een groep op het gevechtsveld!
De lessen Hindernisbaan Arnhem zijn opgebouwd uit verschillende fasen:
a. Fase 1 - Kennismaking met de baan en het technisch juist nemen van de hindernissen (schools/instructief).
b. Fase 2 - Groepsgewijs technisch juist nemen van de gehele baan op tijd, zonder uitrusting en met wapen (in 8 min), o.l.v. groepscommandant.
c. Fase 3 - Groepsgewijs (schools/instructief) tactisch nemen van de gehele baan met wapen en uitrusting 1e lijns, zonder vuurvoorstellingsmiddelen.
d. Fase 4 - Groepsgewijs technisch juist nemen van de gehele baan op tijd, met wapen en uitrusting 1e lijns (in 8 min), o.l.v. groepscommandant.
e. Fase 5 - Groepsgewijs tactisch nemen van de gehele baan met wapen en uitrusting 1e lijns, met vuurvoorstellingsmiddelen.
3. Veiligheidsmaatregelen
Zie hoofdstuk 20 punt 3.
4. Fasen
a. Fase 1
Doel: Kennismaken met de baan en het technisch juist nemen van de hindernissen (schools/instructief).
Tenue: Gevechtstenue zonder uitrusting met wapen.
(1) Wenken voor de instructeur
Een instructeur LO/S demonstreert bij elke hindernis de juiste wijze van handelen en geeft tekst en uitleg en zorgt voor een zodanige opstelling van de eenheid, dat een ieder de demonstratie kan zien en de uitleg kan horen. Onmiddellijk na deze demonstratie de leerlingen tot actie over laten gaan.
(2) De hindernissen
(a) De zandheuvel
Het aanlopen en afspringen gebeurt met het wapen in de draaghouding. Landen op de "bal" van de voet en door de knieën veren op het moment van neerkomen, waarbij het wapen naar voren wordt geduwd door de armen horizontaal te strekken.
N.B. Aanlopen en afspringen is een doorgaande beweging. Nooit de schok van het neerkomen opvangen met de kolf van het wapen.
Lm MAG wordt aangegeven aan MAG-helper die voor de MAG-schutter is afgesprongen.
(b) De kruipgang
Er dient te worden gekropen op de binnenkant van de ellebogen en knieën, waarbij het wapen met de onderarm tegen de borst wordt gedrukt, zodanig dat het trekkermechanisme vrij blijft van het zand.
N.B. MAG-schutter en -helper vervoeren samen de MAG.
(c) De toespringschutting
Wapen aan de schouder en oplopen tot aan de schutting via de oploopplanken. Bij de sprong naar de schutting "hoog opspringen" en "gedekt" (plat) over de schutting gaan. Ná het nemen van de schutting, wapen in de draaghouding en aflopen via de afloopplanken met het gezicht in de looprichting, waarbij men steun dient te zoeken met de hakken van de schoenen tegen de randen van de balken. Afspringen conform de zandheuvel, zie punt (2)(a).
N.B. Na het "hoog opspringen" dient men een been, aan die zijde waar het wapen niet hangt op de schutting te leggen.
MAG wordt over de schutting aangegeven aan de MAG-helper.
(d) De evenwichtsbalken
Opstappen met het wapen in de draaghouding en in één doorgaande beweging de 3 evenwichtsbalken nemen. Afspringen conform de zandheuvel, zie punt (2)(a).
N.B. Tijdens het lopen voeten recht vooruit plaatsen en naar het einde van de balken kijken.
Het op- en afstappen gebeurt in een loopbeweging. Verliest men het evenwicht dan dient zijwaarts afgesprongen te worden.
(e) De stenen trap met verticale palen
Wapen aan de schouder en oplopen via de stenen trapjes. Beide handen op de bovenkant van de paal plaatsen, vervolgens een been (links/rechts) met de bovenkant van de schoen tegen de paal plaatsen, met de knie naar buiten. Het andere been buitenom om de paal klemmen en hierna hand over hand naar beneden zakken.
N.B. Niet langs de paal glijden, maar met de handen "verpakken" i.v.m. splinters.
MAG wordt aangegeven aan de MAG-helper.
(f) De kruipsleuf (het riool)
Wapen in één hand nemen en vrijhouden van de betonwand. Op de knieën door het riool verplaatsen, steunend met de vrije hand tegen de zijwand.
N.B. I.v.m. de mogelijke aanwezigheid van glas op de bodem van het riool, is het aan te bevelen om in een diepe hurkzit te verplaatsen.
MAG-schutter en helper vervoeren samen de MAG.
(g) Het slingertouw
Deze hindernis wordt niet individueel genomen. De eerste man gaat zijdelings met gebogen been tegen de schutting staan, hij slaat een arm zodanig om de paal, dat hij met deze arm tevens zijn gezicht beschermt. Met de andere hand wordt het kruis en persoonlijk wapen beschermd. De tweede man gebruikt het bovenbeen en schouderblad van de eerste man als opstap naar de horizontale balk.
N.B. Geen steun zoeken in de nek van de eerste man, maar tussen de schouders.
Vervolgens gaat de derde man op dezelfde manier als de tweede man naar boven. Wanneer deze twee op de horizontale balk zijn, stappen zij naar links c.q. rechts om ruimte te creëren, draaien zich enigszins om en pakken de eerste man bij de polsen (pols om pols), die zich daartoe inmiddels met het gezicht naar de schutting heeft opgesteld. De eerste man wordt omhoog getrokken en klimt vervolgens op de hindernis. De rest van de groep gaat op dezelfde manier naar boven als de eerste man.
Bovenop de hindernis aangekomen blijft men laag en neemt plaats op de rand van de schutting, tegenover een van de drie slingertouwen. Het wapen is hierbij aan de schouder, met de loop omhoog (met de kolf over de rand van de schutting). Het slingertouw wordt aangegooid en het moet worden opgevangen tussen de benen. De voeten op de knoop plaatsen (tussen de voetholten), de knieën tegen elkaar drukken en het touw op borsthoogte vastpakken. Vervolgens vanuit de zittende houding vertrekken, waarbij tegelijkertijd de handen, met het touw, naar de borst worden gebracht. De benen mogen tijdens het slingeren niet worden gestrekt. Bij de landing op het platform: afspringen in de voorwaartse beweging met de voeten dwars in de richels om terugglijden te voorkomen. Het touw vast blijven houden en terugslingeren naar de volgende man op de schutting. Controleren of het touw gevangen wordt.
Nu verder doorlopen en bij het afspringpunt afspringen met het wapen in de draaghouding conform de zandheuvel, zie punt (2)(a).
N.B. Bij afspringen wordt MAG weer aangegeven.
(h) De prikkeldraadversperring
Men gaat op de zijkant van het lichaam liggen, waarbij de rug naar de grond wijst en men naar de prikkeldraden kijkt. Het wapen ligt op het opgetrokken been dat op de grond rust en wordt met de vrije hand vastgehouden. Men beweegt zich voort op elleboog en hakken.
N.B. Naar de draden blijven kijken om te zien wat er mogelijk "hangt", bijv. booby-traps of andere valstrikken zoals blikjes etc.
(i) De plankenschutting met touw
Het wapen aan de schouder, het touw vastpakken en "omhoog" lopen met gebogen armen en knieën. De voeten worden geplaatst in de richels tussen de planken (3 planken tussenruimte), zodanig dat de druk naar opzij gelegd wordt. De voeten verplaatsen/verzetten/verschuiven en steeds met de gehele voetzool contact maken met de zijkant van de plank.
Boven aangekomen, de rand van de schutting vastpakken en jezelf over het dode punt heen trekken. Afdalen van deze hindernis m.b.v. het touw, door de handen te "verpakken" tot zithouding en de voeten te verplaatsen via de verticale balk. Niet afspringen!
N.B. Indien een leerling niet op eigen kracht, ondanks het toepassen van de juiste techniek, aan de bovenbalk komt, dan bestaat de mogelijkheid om deze leerling -die op dat moment "laag" hangt- van onderaf omhoog te drukken. Dit gaat als volgt:
De volgende leerling pakt het touw vast en klimt omhoog tot onder de leerling die "languit" hangt. Hij brengt zijn voeten onder de voeten van de hangende man en gaat op de planken zitten. Nu drukt hij de hangende man omhoog door zijn lichaam te strekken dat zo lang mogelijk wordt gemaakt.
MAG wordt zowel bij het opklimmen als afdalen aangegeven.
(j) De kruipgang
Conform punt (2)(b).
Na het nemen van de kruipgang verplaatst men zich in de looppas, via het "afbreekpad", naar de afhangplaats.
b. Fase 2
Doel: Groepsgewijs technisch juist nemen van de gehele baan op tijd (in 8 min), o.l.v. groepscommandant.
Tenue: Gevechtstenue, zonder uitrusting en met wapen.
(1) Wenken voor de instructeur
Vóór het nemen van de baan wijst de instructeur de groep op de onderstaande punten:
(a) Bij het nemen van de baan, denken aan de combinatie techniek en snelheid.
(b) De groepscommandant geeft leiding aan het gebeuren: stimuleert, activeert en enthousiasmeert.
(c) De plaats van de groepscommandant is daar waar hij de groep het beste kan overzien.
(d) Tussen de hindernissen looppassen met het wapen in de draaghouding.
(e) Affectieve leerdoelen: kameraadschap, teamgeest en doorzettingsvermogen.
(f) Tijdens het nemen van de baan geeft de instructeur aanwijzingen m.b.t. de plaatsen waar men als groep elkaar behoort te helpen. De instructeur dient er echter voor te waken, dat hij zelf niet domineert of dirigeert. Het is de groepscommandant die leiding geeft aan zijn groep.
De tijd stopt na de laatste hindernis. Na de laatste hindernis verplaatst men zich in de looppas, via het "afbreekpad" naar de afhangplaats.
c. Fase 3
Doel: Groepsgewijs (schools/instructief) tactisch nemen van de gehele baan, zonder vuurvoorstellingsmiddelen.
Tenue: Gevechtstenue 1e lijns met wapen.
(1) Wenken voor de instructeur
(a) De instructeur geeft uitleg aan het gehele peloton over het groepsgewijs, tactisch nemen van de gehele baan.
(b) De instructeur zal hierbij niet alleen de taken en handelingen van de groepscommandant uiteenzetten, maar ook die van de plaatsvervangend groepscommandant, de ploegen en de individuele man in de groep.
(c) De instructeur vertelt dat het tactisch nemen van de baan onder meer impliceert dat de groep de baan met vuur en beweging in de voorwaartse verplaatsing moet nemen en dat de groep hiertoe wordt opgesplitst in 2 ploegen waarvan 1 ploeg o.l.v. de groepscommandant staat en 1 ploeg o.l.v. de plaatsvervangend groepscommandant.
(d) De instructeur verklaart het begrip "kloksgewijs in dekking gaan" na het nemen van een hindernis c.q. blok hindernissen, zodat bij de samenstelling van de ploegen niet alleen de groepscommandant, plaatsvervangend groepscommandant, maar ook de man in de groep begrijpt waar zijn plaats moet zijn.
(e) De instructeur legt de nadruk op de navolgende punten:
D.K.W.V.V.
- Dekken en omrollen in de buurt van de opstelling.
- Kruipen naar de opstelling (juiste kant van de boom).
- Waarnemen.
- Vaststellen vuurpunt.
- Vuren.
Overige punten:
- Niet voor elkaars wapen langs lopen.
- Kiezen en verbeteren van vuur-opstellingen.
- Juiste schiethoudingen (aangepast aan het terrein).
(f) De instructeur wijst tenslotte op de aanwezigheid van trotylputten. De afstand tot deze putten dient, ook bij het dekken, minimaal 5 m te bedragen.
(2) Uitvoering
Situatie 1: Beginsituatie
a. De groep verplaatst zich en komt onder vuur van de vijand.
b. De groepscommandant onderkent de vijand en laat zijn groep een vuurpositie innemen.
c. De groepscommandant geeft opdracht aan de gehele groep vuur te openen in de sector 11-1.
Situatie 2: Vuur en beweging van de groep
a. 1e sprong
Groepscommandant geeft aan zijn ploeg de bevelen:
- "Stop vuren" (zijn ploeg stopt vuren).
- "Gereed maken voor de sprong" (zijn ploeg zet wapens op safe en kruipt weg van de vuuropselling).
- "Sprong" (zijn ploeg verlaat opstelling, neemt de zandheuvel en betrekt nieuwe opstelling).
Wanneer 3 man (2/3 van de ploeg) gericht vuur uit kunnen brengen, roept hij naar de plaatsvervangend groepscommandant: "Vuur overgenomen".
Plaatsvervangend groepscommandant geeft opdracht aan zijn man op de linker flank naar buiten te beveiligen wanneer de laatste man van de 1e ploeg weg gaat.
Op aanwijzing van de groepscommandant "vuur overgenomen", handelt de plaatsvervangend groepscommandant conform de groepscommandant, zie punt a.
b. 2e sprong Handelen conform de 1e sprong.
c. 3e sprong Handelen conform de 1e sprong.
d. 4e sprong Handelen conform de 1e sprong.
e. 5e sprong Handelen conform de 1e sprong.
f. 6e sprong Handelen conform de 1e sprong.
Situatie 3: Eindsituatie
Laatste fase van de aanval. De gehele groep in vuurpositie.
Groepscommandant geeft bevel: "12 uur, 100 meter, vijandelijke infanteriegroep, voorwaarts, heupvuur".
Aan de voet van het talud gaat de groep in dekking en neemt een vuurpositie in. Daarna volgt de consolidatie.
d. Fase 4
Doel: Groepsgewijs technisch juist nemen van de gehele baan op tijd (in 8 min), o.l.v. groepscommandant.
Tenue: Gevechtstenue 1e lijns, met wapen.
(1) Wenken voor de instructeur
(a) Hierbij zijn dezelfde punten van toepassing als bij fase 2, met dien verstande dat speciaal gelet moet worden op de steunverlening binnen de groep. Dit i.v.m. de uitrusting 1e lijns die mogelijk problemen kan geven bij het nemen van de hindernissen.
(b) De tijd stopt nadat de laatste man van de groep uit de kruipgang komt.
(c) Na de laatste hindernis verplaatst men zich in de looppas, via het "afbreekpad" naar de afhangplaats.
(2) De hindernissen
(a) De zandheuvel
Conform fase 1.
Men mag niet afspringen met de lm MAG, deze dient doorgegeven te worden. Dit ter voorkoming van blessures.
(b) De kruipgang
Conform fase 1.
(c) De toespringschutting
Conform fase 1.
Boven aangekomen wordt de lm MAG over de schutting aangegeven. De MAG-helper die reeds over de schutting is, neemt de lm MAG over en neemt deze vervolgens mee naar beneden, via de afloopplanken. De lm MAG wordt hier weer doorgegeven aan iemand die reeds is afgesprongen.
(d) De evenwichtsbalken
Conform fase 1.
Vóór het afspringen van de laatste balk wordt de lm MAG doorgegeven aan iemand die reeds is afgesprongen.
(e) De stenen trap met verticale palen
Conform fase 1.
Bovenaan de muur gekomen laat men de lm MAG zakken zodat een ander hem kan aanpakken.
(f) De kruipsleuf (het riool)
Conform fase 1.
De lm MAG mag niet door het riool gesleept worden maar dient samen met de MAG-helper vervoerd te worden.
(g) Het slingertouw
Conform fase 1.
De lm MAG wordt doorgegeven naar boven. Bovenop de hindernis wordt de lm MAG weer aan het lichaam gehangen zodanig dat hij naast het lichaam komt te hangen. Na het slingeren dient de man met de lm MAG opgevangen te worden. Voor het afspringen van deze hindernis wordt de lm MAG doorgegeven aan de MAG-helper die reeds is afgesprongen.
(h) De prikkeldraadversperring
Conform fase 1 en fase 2: de kruipgang.
(i) De plankenschutting met touw
Conform fase 1.
(j) De kruipgang
Conform fase 1 en fase 2: de kruipgang.
e. Fase 5
Doel: Groepsgewijs tactisch nemen van de gehele baan, met vuurvoorstellingsmiddelen.
Tenue: Gevechtstenue 1e lijns met wapen.
N.B. Het dragen van oordoppen c.q. soundbarriers is verplicht. De instructeur dient hier nauwgezet controle op uit te oefenen.
Uitvoering: Conform fase 3, doch met vuurvoorstellingsmiddelen.
5. Samenvatting
Het tactisch nemen van de Hindernisbaan Arnhem beoogt een bijdrage te leveren aan het gevechtsvaardig maken van de pantserinfanteriegroep.
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
HOOFDSTUK 24
EVALUATIE
1. Inleiding
In deze conceptie betekent evaluatie een objectief terugkijken om tot een waardebepaling te komen. Anders gezegd is het ook wel een "geleid nakaarten" om tot een zelfbeoordeling te komen.
Bij een evaluatie wordt een belangrijk leermoment benut: de taakvervulling en het gedrag van de groep (de eenheid en van de individuele leden) worden tegen de achtergrond van de gegeven opdracht(en) geplaatst.
Zo ontstaat er voor de cursisten de mogelijkheid na te gaan en in te zien waarom en op welke wijze zij fouten hebben begaan, hoe deze voorkomen hadden kunnen worden en wat er mankeert aan hun kennis en vaardigheid.
Hierdoor wordt geleerd een zinvolle samenhang tussen het gewenste gedrag en het doel, de taak en het resultaat te zien. Daardoor kan de behoefte worden opgewekt om meer kennis te vergaren of om zich meer vaardigheden eigen te maken. Een belangrijke bron van motivatie is dat de cursisten zelf bij de evaluatie de belangrijkste bijdrage leveren. Zij kunnen en mogen elkaar bekritiseren en elkaars ideeën stimuleren.
Het gaat er echter bij een evaluatiegesprek derhalve niet om wat de groep (eenheid) "denkt" dat er gebeurd is, maar om vast te stellen wat er "feitelijk" is gebeurd. Na de taakuitvoering dient de groep (eenheid) dan ook tot een zelfbeoordeling te worden gebracht. Voor het stellen van vragen moeten betrekking hebben op:
• Wat bereikt had moeten worden • Wat bereikt is • Wat niet bereikt is • Aan wie en aan welke omstandigheden dit was te danken of te wijten • Welke kennis, vaardigheden en technieken, maar ook welke mentale instelling nodig is om tot een betere uitvoering te komen
2. Het evaluatiegesprek
Het evaluatiegesprek is in de loop der jaren een essentieel element geworden in de opleiding bij de Krijgsmacht. Uit de ervaring is gebleken dat deze gesprekken door de cursisten hogelijk worden gewaardeerd en als bijzonder nuttig worden ervaren, in die zin dat de cursisten van mening zijn dat deze gesprekken van grote invloed zijn op hun gedrag. Om een goed evaluatiegesprek te kunnen voeren, dient dit geleid te worden en aan een aantal voorwaarden te voldoen en moet tevens een bepaalde procedure worden gevolgd.
a. Wanneer wordt een evaluatiegesprek gevoerd?
Een evaluatiegesprek zal doorgaans plaatshebben na het uitvoeren van een opdracht(en). Dit kan zijn:
- Na het einde van een (meerdaagse) oefening
- Na het afsluiten van een bepaalde opleidingsperiode
- Aan het einde van een oefweek
- Na afloop van een bepaalde les (bijv. SM of H(A))
- Na afloop van een bepaalde velddientoefening (ook avond- of nachtoefening)
- Na afloop van een praktische kaart-/kompasleesoefening of een marstraining
Bij de Pantserstorm zal een evaluatiegesprek plaatshebben aan het einde van de 1e oefenweek en aan het einde van de eindoefening.
b. Waar en hoe wordt een evaluatiegesprek gehouden?
Een evaluatiegesprek zal meestal plaatshebben in een leslokaal, maar kan bij redelijke weersomstandigheden ook in de buitenlucht plaatshebben. Zeer essentieel is hierbij de opstelling van de groep (eenheid).
(1) Opstelling van de groep (eenheid)
(a) Altijd (ook te velde), in carré (u-vorm) of hoefijzervorm. Nooit "achter" elkaar laten plaatsnemen. Men moet elkaar kunnen "zien" spreken. Het participeren (deelnemen aan) wordt hiermee optimaal bevorderd.
(b) In die leslokalen waarin tafels en stoelen in de klassieke (rijen) vorm staan opgesteld, zal de instructeur (gespreksleider) eerst de tafels en stoelen in U-vorm laten plaatsen alvorens het evaluatiegesprek te beginnen.
(2) De gespreksleider en zijn taak
De instructeur (o.a. commandant) van een groep of eenheid zal optreden als gespreksleider. Hij is de man die alles afweet van het reilen en zeilen van de eenheid. Hij wordt doorgaans dan ook gezien als vertrouwensman. Vandaar dat derden (bijv. hogere commandanten) bij een dergelijk evaluatiegesprek alleen aanwezig zijn in samenspraak met, en met instemming van de gespreksleider. Dit om mogelijk "remmende" factoren bij het gesprek zoveel mogelijk te elimineren. Het gesprek moet in een ontspannen sfeer plaatshebben.
(a) Typering gespreksleider
• De gespreksleider is een actief iemand die moeite doet iedereen zoveel mogelijk bij het gesprek te betrekken
• Hij zal tijdens het gesprek pertinent niet mogen domineren, zich dirigistisch opstellen of betuttelen
• Door zijn vraagstelling (zie punt 1) zal de gespreksleider (instructeur) de groep (eenheid) indringend ervan moeten overtuigen wat goed of fout is geweest
• Hij tracht het gesprek gaande te houden door allerlei geopende gedachten samen te vatten en de groep (eenheid) aan te bieden
• Als de groep (eenheid) te weinig zegt bij de evaluatie of op de verkeerde weg is, moet hij de groep (eenheid) bij kunnen sturen, wederom zonder zich dirigistisch op te stellen
(b) Het begin (inleiding) tot het gesprek
• Het verdient aanbeveling om voor de eenheid die voor het eerst aan een dergelijk gesprek deelneemt, bij aanvang doel, nut en zin van het gesprek duidelijk te maken
(c) De kern van het gesprek
M.b.t. de vraagstelling rond de kern van het gesprek, kunnen mogelijk de onderstaande punten als leidraad dienen:
• Wat is (was) het doel van de opleiding c.q. oefening?
• Welke activiteiten (in hoofdzaken) hebben we ontplooid (programma)?
• Hoe is de uitvoering van o.a. verlopen v.w.b. efficiency en teamwork en verliep de uitvoering volgens verwachting?
• Welke factoren hebben onze werkwijze, inzet en uitvoering beïnvloed?
• Hoe was het gesteld met onze fysieke conditie?
• Hoe was het gesteld met de stemming, moreel, werkklimaat en aanpassingsvermogen?
• Was een ieder op de afgesproken tijd en plaats aanwezig? Zo niet, wat waren dan de oorzaken en de gevolgen?
• Besefte een ieder waar het om ging en wat onze taak inhield?
• Hebben wij elkaars houding en optreden kunnen accepteren?
• Wat is noodzakelijk om met elkaar een hechte groep/peloton te worden/blijven om onder moeilijke omstandigheden te functioneren?
• Is er tijdens het optreden gewisseld van functie of taken? Zo ja, hoe is dit ervaren?
• Was de instructie binnen het tijdsbestek van het programma (oefening) voldoende?
• Is de instructie in het algemeen en/of het aangeven van de oefensituatie ook voldoende duidelijk geweest?
• Voldoet het hele gebeuren in en rond de opleiding/oefening (tot op heden) ook aan het verwachtingspatroon? Of hebben/hadden wij een andere voorstelling van zaken?
Tot zover een (mogelijke) vraagstelling m.b.t. de kern van het evaluatiegesprek
(d) Het einde van het gesprek
• Aan het einde van het gesprek zal de gespreksleider (instructeur) alle meningen, geopende ideeën en gedachten kernachtig samenvatten en eventueel (namens de groep/eenheid) eindconclusies trekken.
• De samenvatting moet een positieve afronding zijn van het gesprek, die moreel versterkend moet werken op de groep (eenheid) met de vaste wil om (mogelijk) gemaakte fouten te verbeteren en met enthousiasme en inzet een volgende taak aan te pakken.
3. Samenvatting
Evaluatiegesprekken vormen een integrerend deel van de opleiding en dienen om tot een beter begrip te komen voor de doelstelling en uitvoering van de opleiding. Evaluatiegesprekken bevorderen de participatie en de motivatie, leveren een bijdrage tot de arbeidssatisfactie en leiden in algemene zin tot een betere taakvervulling.
![]() |
||||||
|
|
|||||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
Meld je aan. Word Commandovriend.
Stap 1: Ga naar AANMELDEN ALS BEGUNSTIGER SFC | PANTSERSTORM
Stap 2: Vul het formulier in. Geef aan dat je via 'Terugkomdag Pantserstorm' van de SFC vernomen hebt!
Stap 3: Ontvang snel je commandovriend-speld en tijdig je eerste De Groene Baret
Stap 4: Reserveer alvast tijd voor de Terugkomdag Pantserstorm
Stap 5: Deel dit bericht via social media en met je maten van toen (mogelijk is dit tevens (terugkerend) een leuke reünie)
Een investering in herinneringen én toekomst
Jouw bijdrage als SFC-begunstiger komt ten goede aan de commandostichting van het Korps Commandotroepen. Je steunt daarmee de commandogemeenschap, het behoud van tradities en de zorg voor commando's in nood.
Van Pantserstormer tot Commandovriend – de cirkel is rond.
Een authentieke video (nu nog zonder geluid) van een oefening Pansterstorm uit 1991
Luister naar de podcast(s)
|
|
|
|
|||
00:00 / 00:00 (-00:00) | ||||||
|
Titel | Length |
---|---|
De complete Pantserstorm-ervaring: Meer dan je hebt gezien
In deze special hebben we slechts het topje van de ijsberg laten zien. De oefenelementen die we hebben belicht uit de Handleiding en Syllabus Pantserstorm vormen een zorgvuldig uitgebalanceerd geheel - elke component gebaseerd op jarenlange ervaring en een doordachte militaire filosofie. Wat je hebt gelezen, is vakmanschap vertaald naar praktijk.
Maar Pantserstorm was véél meer dan dat.
Achter de schermen wachtte een arsenaal aan uitdagingen die de deelnemers tot het uiterste testten:
In het donker en in stilte: Patrouilles en infiltratiemissies waar elke verkeerde stap fataal kon zijn. Overleven in het oorlogsgebied: Van het bouwen van schuilbivakken tot het slim gebruiken van natuurlijke dekking. Onder vuur: Snelle exfiltraties, dodelijke overvallen en hinderlagen die reflexen en moed op de proef stelden.
En nog veel meer: Het naderen van eigen troepen zonder beschoten te worden, kilometers opmars te voet door onbekend terrein, oriënteren zonder GPS, het improviseren van vuur- en kookstellingen, het bouwen van onderkomens die bescherming bieden tegen de elementen.
Wanneer het weer tegenwerkte, moesten deelnemers bewijzen dat ze ook onder extreme omstandigheden konden functioneren. Bij gewonden was er geen tijd voor twijfel: improviseren van draagbaren en snel gewondenvervoer konden het verschil maken tussen leven en dood. En bij geforceerde verplaatsingen? Dan bleek pas echt wie de mentale kracht had om door te zetten.
Voor elk van deze elementen bestaat een gedetailleerd lesplan in de Syllabus Pantserstorm - een schat aan militaire kennis en ervaring.
Wil je dieper duiken in deze fascinerende wereld? Laat het ons weten! Bij voldoende interesse ontsluiten we graag meer van deze unieke militaire erfenis. Want dit verhaal is nog lang niet compleet...